Wie is God?

Inleiding

Kunnen we iets over God zeggen? Eigenlijk niet, want God is God en mens is mens. Bij God bedenken we juist, dat Hij van een heel andere orde is dan wij mensen. Alles wat je over God zou willen zeggen is dan zowel te veel als te weinig. En het blijft mensenpraat: dingen die we zelf bedacht hebben. Dat hoeft dan nog niets met God te maken te hebben. Maar als we dan toch iets over God moeten zeggen, kunnen we dat doen door te vertellen over wat anderen over God verteld hebben. Dat moeten mensen zijn, die door hun eigen geschie­denis gelou­terd zijn en zeggings­kracht hebben gekregen. Als we met aandacht naar hen luisteren, krijgen we misschien zelf ook een verhaal en een geschiedenis met God.

Openbaring

Wanneer God zich bekendmaakt aan mensen is dat ‘openbaring’. God openbaart zich in de Bijbel. We maken voor het eerst kennis met God via de verhalen van Israël. Die staan in het eerste gedeelte van de Bijbel, in het Oude Testament, ook wel het Eerste Testament genoemd. Daar staat bijvoorbeeld: “Luister Israël: de Heer, onze God, de Heer is de enige! Heb daarom de Heer lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten.” (Deuteronomium 6, vers 4 – 5).

Deze zinnen uit de Bijbel zijn het meest kern­achtige wat er over God gezegd kan worden. Althans in de drie mono­­theïstische gods­dien­sten: God open­baart zich als God uit één stuk. Deze drie gods­diens­ten zijn jodendom, chris­ten­dom en islam; ook wel de Abrahamitische gods­dien­sten genoemd. Zij delen een groot aantal verhalen over God; verhalen die hun oorsprong hebben bij de aartsvader Abraham.

Bijbel

In de joodse Bijbel, die christenen kennen als het Oude of Eerste Testament, lezen we over gebeurtenissen, die het best te be­grijpen zijn vanuit het besef dat ze pas veel later opge­schreven zijn. Toen het volk Israël in balling­schap verkeerde werden de oude ver­halen die iedereen mondeling kende, voor het eerst opgeschreven. Die ballingschap vond plaats in de 6e eeuw vóór onze jaartelling. Een groot aantal mensen uit de toplaag van Israël werd toen naar Babel gedeporteerd. Het is vrijwel zeker dat toen de verhalen van het Eerste Testament hun huidige vorm kregen.

Tegen die dreigende achtergrond en in de on­zeker­heid of Israël nog wel langer zou bestaan, werden – als zelfkritiek – profeten uit vroegere tijden aangehaald. Men herinnert zich dan ook het Schep­pings­verhaal: voor de Israëlieten in die donkere dagen een verhaal waarmee zij hun eigen identiteit konden beleven.

Aan een ander groot motief in de Bijbel wordt moed ontleend: het exodus­­-verhaal. Dat gaat over de bevrijding van het volk Israël uit de slavernij in Egypte die eeuwen eerder plaats­vond. Die bevrijding is nog steeds geldig.

Jezus

God openbaart zich éénmaal met ongekende nadruk in de mens Jezus Christus. Jezus is voor christenen de openbaring van Gods Woord bij uitstek. We merken dat hij gekomen is midden in onze vijandschap en ons ver­zet tegen God. Het lijdensverhaal van Jezus is een universeel verhaal over intolerantie. God laat ons een bedenkelijke kant van de menselijke natuur zien. Maar Hij openbaart zich in Jezus als redder en verzoener. Van Jezus Christus wordt gezegd dat hij twee naturen heeft: hij is zowel echt God als echt mens: God wordt als God zichtbaar … als een uiterst kwetsbaar mens.

Kinderen van God

Jezus is de Zoon van God. Mensen voelen zich naar het voorbeeld van Jezus die God ‘zijn Vader’ noemt, ook vaak ‘kinderen van God’. Wat dat voor iedereen betekent is persoonlijk, maar zeker niet privé. Mee­ge­no­men worden in de bonte stoet van hen die geroepen zijn door God, voert ons naar onze medemensen.

Gedicht

Beeld van God, de onzichtbare, is hij,
eerstgeborene van heel de schepping:
in hem is alles geschapen,
alles in de hemel en alles op aarde,
het zichtbare en het onzichtbare,
vorsten en heersers, machten en krachten,
alles is door hem en voor hem geschapen.
Hij bestaat vóór alles en
alles bestaat in hem.
Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk.
Oorsprong is hij,
eerstgeborene van de doden,
om in alles de eerste te zijn:
in hem heeft heel de volheid willen wonen
en door hem en voor hem
alles met zich willen verzoenen,
alles op aarde en alles in de hemel,
door vrede te brengen
met zijn bloed aan het kruis.

(uit de Bijbel, Nieuwe Testament, de brief van Paulus aan de Kolossenzen 1, vers 15-20)

Fragment van de schilde­ring die Michelangelo in de Sixtijnse Kapel maakte (Rome, 1512). Rechts de hand van God die met zijn uitgestrekte vinger naar de hand van Adam reikt en hem zo tot leven wekt.