Vluchtelingen en Kerst: struikelsteen 13-16
We denken aan Kerst vaak aan het feest waarop we ons samen gezellig thuis nestelen en ons koesteren in de warme genegenheid van familie en vrienden. Ik zou zeggen: juist dit jaar, met zoveel corona-ellende is ons dat extra gegund, ook al zijn er beperkingen in de hoeveelheid mensen die in huis mogen komen. Ergens doet dat denken aan de ongemakkelijke manier waarop Jezus op aarde is gekomen. Zijn welkom was wat de menselijke samenleving betreft niet alleen koud, maar het stond van het begin af aan al in het teken van zijn vluchteling zijn. In de eerste 12 struikelsteentjes, die in de Hoornders hiervoor stonden, is het thema al aan de orde gekomen. We pakken het verhaal weer op:
Struikelsteen 13
Het begon al met de geschiedenis van Jezus´ voorouders: ‘… en Mozes noemde hem Gersom, ‘want,’ zei hij: ‘ik ben een vreemdeling geworden, ik woon in een land dat ik niet ken’.’ (Exodus 2:22). Mozes wordt eerst een vluchteling in het land Midian voor hij zijn eigen volk van Israël, dat in zijn dagen een slavenvolk in Egypte is, zal verlossen. De naam Gersom die Mozes aan zijn in den vreemde geboren zoon geeft, is gebouwd met de Hebreeuwse medeklinkers GR: vreemdeling.
Struikelsteen 14
God houdt ons het lot van vreemdelingen voor ogen. Zozeer zelfs dat hijzelf vluchteling wordt. ‘Talloze malen waren wij ontrouw, wij hebben tegen u gezondigd. Bron van hoop voor Israël, redder in tijden van nood, waarom bent u als een vreemdeling in dit land, als een reiziger die maar één nacht blijft?’ (Jeremia 14: 7b en 8). Het besef dat de kwaliteit van het samenleven getoetst wordt aan het lot van de zwaksten, – belichaamd onder andere in de vreemdelingen -, is fundamenteel. We zien dat God zelf er – als protest! – voor kiest om als vreemdeling rond te zwerven in een wereld die zich verhard heeft. Hij is dan net zo anoniem is als de vreemdelingen die ´er niet bij horen´.
Struikelsteen 15
Bij de komst van Jezus herhaalt de geschiedenis zich. Een engel zei tegen Jozef: ‘Sta op en vlucht met het kind en zijn moeder naar Egypte. Blijf daar tot ik je weer roep, want Herodes is naar het kind op zoek en wil het ombrengen.’ Jozef stond op en week nog diezelfde nacht met het kind en zijn moeder uit naar Egypte. (…) Toen Herodes begreep dat hij door de magiërs misleid was, werd hij verschrikkelijk kwaad, en afgaande op het tijdstip dat hij van de magiërs had gehoord, gaf hij opdracht om in Betlehem en de wijde omgeving alle jongetjes van twee jaar en jonger om te brengen.´ (Matteüs 2: 13,14). Vluchteling worden doe je niet voor je lol. Mensen vluchten voor reële dreigingen!
Struikelsteen 16
Het is dan ook logisch dat Jezus het thema vreemdeling zijn in zijn leven uitdrukkelijk oppakt. ‘Ik was vreemdeling, en jullie namen mij op’, zegt Jezus (Matteüs 25: 35 ev.). ‘Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen?’ is de verbaasde reactie van hen die bij hun eigen weten niet Jezus, maar wel vreemdelingen hebben gehuisvest. ‘… alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.’ antwoordt Jezus. Er valt in de ogen van gesettelde bewoners van onze aarde geen eer te behalen aan het helpen van gemarginaliseerden. Maar Jezus identificeert zich met hen door opnieuw net zo´n anonieme persoon te zijn als de vreemdelingen en de vluchtelingen.
Het mag een wonder heten dat we juist deze boodschap van Kerst meekrijgen. Stof om over na te denken.
ds. Anne Kooi,
predikante protestantse gemeente Waal – Koog – Den Hoorn