Heeft u wel eens overwogen om gelovig te worden omdat het je dan meer naar de wind gaat? Of heeft u dat misschien ooit overwogen omdat er een stille kracht zou kunnen zijn die je dan gunstig gezind is en je behoedt voor allerlei onheil? Dan heeft u vast ook wel tegelijkertijd ingeschat dat je dan van een koude kermis thuiskomt. De praktijkvoorbeelden die het tegendeel bewijzen spreken immers boekdelen.
Toegegeven, maatschappelijk en/of sociaal is het een tijdlang gunstig geweest om ‘christen’ te zijn. Het christendom is lang toonaangevend geweest wat betreft breed gedeelde beschavingsnormen. Wie keurig volgens die normen leefde kon een goede baan krijgen en kon voorsorteren voor een goede positie. Dus ja, tijdens een ruime periode in de Europese geschiedenis was het handig om bij een kerk te horen (al moest je soms wel even goed uitkijken waar en wanneer je je tot welke kerk bekende). Gelukkig werkt die voorkeursbehandeling voor gelovigen in onze contreien niet meer zo. Maar tegelijkertijd begrijpen we ook dat het op sommige andere plekken op aarde nog steeds zo is.
Punt is natuurlijk dat lid zijn van een kerk en serieus proberen na te gaan wat Jezus bedoelde twee heel verschillende dingen zijn. Niet dat het een het andere uitsluit, maar wel dat blijkt dat je er niet rijk van wordt als je zijn aanbevelingen opvolgt. En ook de geluksfactor in het toeval dat ons allemaal beheerst wordt niet hoger. Het tegendeel lijkt eerder het geval te zijn. Psalm 73 bijvoorbeeld opent met: “Ja, God is goed voor Israël, voor wie zuiver zijn van hart! Toch had ik bijna een misstap begaan, bijna waren mijn voeten uitgegleden, want ik keek met afgunst naar de dwazen, benijdde het geluk van wie kwaad doen. Tot hun dood blijven zij voor ziekte gespaard, hun buik is goedgevuld, aardse kwellingen kennen zij niet, het lijden van anderen gaat aan hen voorbij.” En verderop klinkt het in dezelfde psalm over die kwaadwilligen: “Ze spotten, spreken kwaad en dreigen vanaf hun hoge zetels, ze zetten een mond op tot aan de hemel en hun tong roert zich overal op aarde. Daarom lopen de mensen achter hen aan, drinken hun woorden in als water en zeggen: ‘Hoe zou God iets weten? Heeft de Allerhoogste een antwoord?’ Zo zijn de kwaadwilligen ten voeten uit, ze verrijken zich, onverstoorbaar. Ja, vergeefs hield ik mijn geweten zuiver en waste ik mijn handen in onschuld!”
Het dilemma is dat het degenen die leven zonder God of gebod vaak heel goed gaat, en dat het degenen die proberen het goede te doen en wat over hebben voor een ander in de problemen komen. Als je dat tot je door laat dringen is er eigenlijk een veel belangrijkere achterliggende vraag. Want inderdaad: het is heel verleidelijk is om je niks aan te trekken van de oproep om wat over te hebben voor je medemens. En het vraagt wat van je om een ander vóór te laten gaan en af te zien van je eigenbelang. Maar de echte vraag wordt dan ‘wat ís beter’ en ’beter voor wie’. De dis-vraag van de kwaadwilligen in de psalm is ook ‘wat weet God eigenlijk’ van ons menselijk bestaan? Het antwoord kan dan in de richting gaan van dat ómdat God naar de mensheid kijkt vanuit de positie van hen die het meeste lijden, hij juist heel goed weet wat er onder de mensen leeft. Een voorbeeld daarvan vind je in Matteüs 25: 31 en verder, waar de conclusie is: “alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”
Als een kerk dat niet erkent kan die geen oprechte kerk genoemd worden. Maar gelukkig zijn er ook mensen die snappen dat je van deze woorden niet rijker wordt, maar dat je er zelf en je omgeving, en misschien ook wel de hele wereld, een beetje beter van wordt. Soms kan ik dan toch ook wel weer trots zijn op mijn kerk. Onlangs werd bekend dat de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) zo’n tienduizend statushouders een woning wil aanbieden in leegstaande gebouwen. Dan kun je je terecht afvragen waarom de PKN überhaupt de beschikking heeft over zoveel leegstaande gebouwen, maar dan nog. Dat het kwartje gevallen is en dat de kerk zijn en haar gelovige taak op zich neemt, vind ik bemoedigend. Wordt iedereen beter van.