We zijn allemaal groot geworden met het verhaal van de uittocht uit Egypte van het tot slaven gemaakte volk Israël: de Exodus. Vanuit dat gebeuren kan heel het eerste testament gelezen worden. Exodus is een van de constituerende geschiedenissen van het Jodendom; van Israël kan gevraagd worden om zich humaan te gedragen met een beroep op de God die hen uit de slavernij verlost heeft. “Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij heeft bevrijd” zegt God in Exodus 20:2 als introductie en legitimering van de tien richtsnoeren van de Tora. God zegt hier met andere woorden en met het oog op de wetgeving in het beloofde land: omdat jullie de ellende van de slavernij aan den lijve hebben ervaren, doe ik een beroep op jullie om de samenleving waar jullie verantwoordelijk voor worden, anders en eerlijker in te richten.
Het bijzondere is dat ook wij hier als gelovigen geaard worden in de ervaring van tot slaaf-gemaakten. We leren God kennen als Hij die ook ons heeft bevrijd uit de slavernij. Hoe ver we ook verwijderd raakten in de loop van de eeuwen van dat besef, ook in het nieuwe testament worden we weldegelijk als bevrijde slaven aangesproken: “Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven; houd dus stand en laat u niet opnieuw een slavenjuk opleggen.” (Galaten 5:1)
De ongelooflijke tragiek van de geschiedenis is dat dat besef langzamerhand in zijn tegendeel verkeerd is. Het christelijke Europa werd rijk door een ongekende slavenhandel. De kerken protesteerden daar niet of nauwelijks tegen, een enkeling daar gelaten. Van www.zeeuwseankers.nl komt dit citaat:
“Een van de weinigen die principieel tegen alle slavenhandel gekant was, was de Middelburgse predikant Bernardus Smytegelt (1665-1739). In zijn bundel Des Christens eenige troost in leven en sterven (Middelburg 1747) bestempelde Smytegelt het “stelen van eenen mensch” als “grove diverije”. Daarbij haalde hij Exodus 21:16 aan: “Die enen mensche steelt, zeid God, zal zekerlijk gedood worden. (…) Is dat niet droevig, daar hebben de Christenen eene negotie van gemaakt.” Smytegelt vond dat de slaafgemaakten evenals Jozef (Genesis 40:15) “dieffelijk ontstoolen” waren uit hun land.” Dat was een discussie in het zeevarende Zeeland. Ik ben benieuwd welk verhaal er te vertellen is rond de economische activiteiten voor de VOC en de welvaart die onder andere met de slavenhandel daarmee ook voor Texelaars was weggelegd.
De Bijbelse-bril die ons een wereldbeeld gaf gezien vanuit het lijden van de slaafgemaakten, hebben we in de loop van de late middeleeuwen en in de vroege moderne tijd verwisseld met een Dollarteken-bril. De reformatie ging om het rechtzetten van allerlei onrecht, maar deze misdaad tegen de menselijkheid was niet in het vizier van de protestanten. In het algemeen: ons wereldbeeld werd in die tijd bepaald door degenen die profiteerden van de slavenhandel. Een van de inzichten die we de laatste tijd aangereikt krijgen is dat de doorwerking en de na-effecten van de slavernij veel zwaarder wegen dan we lang voor waar wilden hebben. Zo zijn racistische vooroordelen nog altijd terug te voeren op minachting van mensen die bestond rond de specifieke stroom van slaafgemaakten uit Afrika. Het ongemak dat we voelen rond het al dan niet aanbieden van excuses heeft daar veel mee te maken. Voor de kerken komt daarbij, dat zij niet alleen kritiekloos zwegen bij deze godgeklaagde praktijken, maar er soms ook medefinancier van waren, en er zelfs een ideologische rechtvaardiging aan gaven. Dat terwijl ze beter hadden moeten weten, als ze de Bijbel hadden gelezen.
Het praktisch-theologische tijdschrift Handelingen heeft er een special van gemaakt: ‘slavernijverleden en racisme’ (2023/1). In het nummer wordt er o.a. ingegaan op de opdracht die er nu – met de huidige veranderde inzichten – voor de kerken ligt. Ook de Protestantse Theologische Universiteit voelt die verantwoordelijkheid en start het onderzoek: “Kerk en slavernij”. Als we in de kerk spreken over onze verlossing en bevrijding, mogen we nooit meer vergeten dat dat ervaringen zijn die met bloed zweet en tranen tot ons gekomen zijn. Tora en Evangelie aanvaarden is niet alleen een kwestie van mentaliteit, maar juist ook een kwestie van echt vergeving vragen, ons excuseren, en ten diepste toe begrijpen welk leed anderen is aangedaan. Dat zou het Bijbelse Exodusmodel opnieuw recht doen.