Wat het protestantisme van het Rooms-katholicisme onderscheidt is onder andere het ‘priesterschap van alle gelovigen’. De kritiek op de organisatie en de religieuze pretentie van de Rooms Katholieke Kerk van vóór de reformatie, ging voor een deel over de macht die de priesterstand over de gelovigen meende te kunnen hebben. Een priester zou tussen de gelovigen en God in staan. En de priesters pretendeerden te kunnen bemiddelen in de vergeving van zonden. Daar moest dan veel voor betaald worden. Denk maar aan de handel in aflaten. De Rooms Katholieke Kerk beschermde haar positie in de hoofden en de harten van de gelovigen door te zeggen dat er buiten de kerk geen redding mogelijk was.
Voor de nieuwe protestantse bewegingen was het democratiseren van de kerk heel belangrijk. Iedereen was gelijk en even belangrijk, vond men, en iedereen had rechtstreeks toegang tot God. Daar was geen priester voor nodig. Sterker nog: iederéén kon priester zijn. Voor die overtuiging is een Bijbeltekst fundamenteel, namelijk 1 Petrus 2: 4-9 (NBV21): “Voeg u bij Hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus Christus, welgevallig zijn. In de Schrift staat immers: ‘In Sion leg Ik een hoeksteen die Ik heb uitgekozen om zijn kostbaarheid; wie daarop vertrouwt, komt niet bedrogen uit.’ Kostbaar is hij voor u, die erop vertrouwt. Voor wie er niet op vertrouwen geldt echter: ‘De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden.’ En: ‘Het is een steen waarover men struikelt, een rotsblok waaraan men zich stoot.’ Zij struikelen omdat ze weigeren Gods woord te gehoorzamen, daartoe zijn ze bestemd. Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht.” Iedere gelovige is een priester. Samen vormen ze als bouwstenen de tempel (kerk) en ze zijn in de wereld een heilige priesterstand, een koninkrijk van priesters. Die priester-bouwstenen zijn in woord en daad afgeleiden van de grote levende steen die Jezus is. En kenmerkend voor hem is dat die steen als Hoeksteen is afgekeurd door de bouwers. Hij is voor de mensen ook een ‘steen des aanstoots’ (een skandalon in het Grieks). Het priesterschap van alle gelovigen is dus gefundeerd in die aangevochten Hoeksteen die Jezus representeert. Wie had dat gezocht achter De Hoeksteen!
Na de reformatie waren de priesters als kerkelijke functionarissen die zich boven de mensen stelden, niet meer welkom in de kerken. Veel priesters gingen overigens mee met de reformatie. Zij hadden het idee dat als ze hun liturgische gewaad aflegden ze vanzelf wel protestant zouden zijn. Er waren ook veel rondzwervende predikers die er maar een potje van maakten en zo hun eigen evangelie verkondigden. Zo komt dan de toga in beeld. Een toga is een mantel die uitdrukt dat de drager serieus aan een erkende universiteit studie heeft gemaakt van de Bijbel, zodat allerlei ‘wind van leer’ aan banden kon worden gelegd. De vroegere Nederlandse Hervormde Kerk – dan nog één met de Gereformeerde kerken – gaat werken met predikanten die een academische (zwarte) toga dragen. De betekenis daarvan is dat men geen pretentie heeft boven de gelovigen te staan, en dat alles wat van de kansel verkondigd wordt in een academisch debat toetsbaar is. Dat wil zeggen: open, transparant, controleerbaar en herhaalbaar. De protestantse prediker-ambtsdrager heeft het evangelie niet in eigendom, maar heeft wel de taak om de grenzen te bewaken: hij/zij is een dienaar van het Woord van God.
Je kunt het vergelijken met andere ‘ambtsdragers’ zoals rechters, advocaten en officieren van justitie, die met hun toga ook hun ambt bewaken. Die toga drukt uit dat bijvoorbeeld een rechter niet zijn eigen mening verkondigt, maar gehouden is aan de wet; net zoals de predikant niet zijn eigen mening verkondigt, maar gehouden is aan de Bijbel. Nu weet ik ook wel dat de zwarte toga in de beleving van de kerkgangers toch regelmatig wel weer als een liturgisch gewaad gezien wordt. Maar goed, voor de goede verstaander is dat in elk geval minder het geval dan bij de gebedsmantels die tegenwoordig ook volop aanwezig zijn in onze kerken, – waar ik overigens niets vanaf wil doen.
Ik schreef dit stukje omdat gemeenteleden vroegen naar het verhaal van de zwart/grijze toga. Zie hierboven; maar ik wil er dan ook graag nog wat persoonlijks aan toevoegen. Ooit hoorde ik in een gevangenis een afschuwelijk en volstrekt gewetenloos verhaal aan. Hoe zich dat verder ontwikkeld heeft doet er niet toe. Wat er wel toe deed was mijn gevoel persoonlijk gedragen te zijn door het priesterschap van alle gelovigen. Daarin vond ik de moed om contact te houden met deze mens, om tegelijkertijd het roer recht te houden. Ik voelde dat het niet voor niets was dat ik door onze kerk de toga omgehangen had gekregen. Die was voor mij een hoog te houden symbool van de nederige democratische gebutste levende Hoeksteen die kiest voor oprechtheid zonder het lijden te mijden, en zonder in zwart/wit denken te vervallen.
Ds. Anne Kooi