Geloof je of geloof je niet? Vaak is dat het schema waarin we als kerk gezet worden. Óf je gelooft in God, óf je gelooft niet in God. Je hebt mensen die seculier zijn, en je hebt mensen die in een hogere macht geloven, en die noemen ze dan God.
Maar zo is het in de bijbel niet. Daar is de vraag eerder: ‘in welke god geloof je’ oftewel: ‘aan wie of wat loop jij te gehoorzamen?’ In het wereldbeeld van de bijbel zijn er heel veel (af-)goden, en het gaat er juist om dat je leert doorzien waar jouw aanhankelijkheid en afhankelijkheid ligt. Als je vrij wilt zijn is er maar één God die zich echt wat aantrekt van het welzijn van mensen, en dat is de God die een slavenvolk heeft bevrijd. Daar heb je als kleine jongen of achtergesteld meisje wat aan. Maar die andere goden? Het is twijfelachtig of ze eigenlijk wel wat voorstellen; of ze wel leveren wat ze beloven als ze al iets leveren.
In de leefwereld ten tijde van de bijbelschrijvers waren er veel goden die de invulling waren van verlangens van mensen die hun leven toch al redelijk op de rit hadden. Dan had je allerlei goden die konden helpen met geld en goed, met vruchtbaarheid, met macht of succes op het slagveld. We kennen hun namen nog wel: de Mammon, Astarte, Baäl, Moloch, noem maar op. Tegenwoordig denken we dat we niet meer in afgoden geloven. Maar dat is nog maar de vraag. Als we nu zien hoe afhankelijk we ons maken van bijvoorbeeld ‘geld en goederen’ kun je opnieuw de vraag stellen: waar draait het in jouw leven om? Of: welke elementen maken we in onze samenlevingen tot belangrijkste criteria waarnaar we ons richten? Opnieuw: waaraan zijn wij gehoorzaam? Zo kun je de mondiale afhankelijkheid van economische indicatoren zien als een hedendaagse religie. Economie als een onzichtbare kracht namelijk die de verhoudingen tussen mensen bepaalt, en die de uiteindelijke regie heeft over wie leeft en wie zal sterven door gebrek aan levenskansen. Eer en aanzien, machtsposities in politiek of bedrijfsleven, kun je ook afgoden noemen die we in onze dagen aanbidden.
Waar komen die afgoden dan vandaan? Wel, de ‘goden’ hebben ons de hele geschiedenis van de mensheid al begeleid. Ze komen niet uit de lucht vallen, maar worden gemaakt in ons eigen hart. Ons hart is een godenfabriek. Ons verlangen is de drijfveer van ons hart: zo maakt het zelf de goden die ons bedwelmen. Ons verlangen naar rijkdom of aanzien of succes is zo groot dat het zich een doel stelt dat net buiten ons bereik ligt. Dat bijna onbereikbare doel levert de eindeloze trekkracht die ons in beweging zet om ambities waar te maken. Maar worden we daar echt gelukkig van? Voor je het weet ben je slaaf geworden van je eigen ambities. Dat hoge doel blijkt een doods en karikaturaal gezicht te laten zien. Je kijkt naar een afbeelding die de gotspe is van het geluk dat je dacht na te streven.
Verrassend genoeg lezen we in de bijbel precies op dit punt een vergaande religiekritiek. In psalm 115 lezen we: ’Hun goden zijn van zilver en goud, gemaakt door mensenhanden. Ze hebben een mond, maar kunnen niet spreken, ze hebben ogen, maar kunnen niet zien, ze hebben oren, maar kunnen niet horen, ze hebben een neus, maar kunnen niet ruiken. Hun handen kunnen niet tasten,
hun voeten kunnen niet lopen, geen geluid komt uit hun keel. Zoals zij, zo worden ook hun makers, en ieder die op hen vertrouwt.’
De kerk staat op de keper beschouwd niet in het schema van gelovigen tegenover ongelovigen. Maar zij staat in het discussieveld waarin iedereen bevraagd wordt in welke god je wilt geloven. De kerk hoort zich in elk geval te richten op de humaniteit van de God van de bevrijding. Vrij vertaald: voor iedereen ligt er de vraag ‘aan welke kant wil je staan?’
Anne Kooi, predikante van de protestantse (PKN) gemeente Waal-Koog-Den Hoorn